Financieel strafrecht. Oplichting. Uitkeringsfraude. Straftoemeting. Recidive. Resocialisatie.

Advocaat financieel strafrecht. De Rechtbank Amsterdam heeft op 31 januari 2019 uitspraak gedaan over oplichting en uitkeringsfraude.

Verdachte heeft vanaf 1 juni 2017 zelf of via anderen, mensen benaderd met de vraag of zij geïnteresseerd waren om mee te varen op een boot tijdens de Canal Pride op 5 augustus 2017 in Amsterdam.

Verdachte zat naar eigen zeggen in de organisatie en hij kon een boot regelen. Er zou een zanger mee aan boord gaan en er zou een barbecue worden geregeld. Dit zou 30 euro per persoon kosten.

Tientallen mensen waren hierin geïnteresseerd en maakten geld over naar verdachtes bankrekening. De mensen die geïnteresseerd waren kregen per e-mail de huisregels en een gedetailleerd programma van de dag toegestuurd. Op 5 augustus 2017 zijn deze mensen naar de afgesproken opstapplaats in Amsterdam gekomen waar zij erachter kwamen dat zowel verdachte als de boot niet aanwezig waren.

Verdachte heeft op de zitting bekend deze mensen te hebben opgelicht. Hij verklaarde wel het plan te hebben gehad om een boot te regelen en zich daar ook voor te hebben ingespannen. Begin juli 2017 kwam hij erachter dat er geen boot beschikbaar was. Hij vond het makkelijker om de mensen in de waan te laten dat zij met een boot meegingen en hen daarvoor te laten betalen, dan de waarheid te vertellen en de al ontvangen gelden terug te betalen, aldus verdachte. De rechtbank stelt op grond van deze verklaring vast dat verdachte in ieder geval vanaf begin juli 2017 de intentie had om op te lichten.

Uit het dossier is gebleken dat alle in de tenlastelegging genoemde personen uitgebreide informatie over de dag hebben ontvangen voordat zij de betaling overmaakten naar de rekening van verdachte.

Daarnaast is gebleken dat al deze personen de bedragen naar verdachte hebben overgemaakt ná begin juli 2017. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde personen door de belofte van verdachte en de informatie over de dag van de Canal Pride, zijn bewogen tot afgifte van geld.

Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan uitkeringsfraude door de inkomsten die verdachte heeft ontvangen uit figurantenwerk en de gelden die hij heeft ontvangen voor de niet bestaande boottocht tijdens de Canal Pride niet op te geven bij de uitkeringsinstantie.

Dat verdachte bij de uitkeringsinstantie zou hebben nagevraagd of hij de inkomsten uit zijn figurantenwerk moest opgeven en hem verteld zou zijn dat dat niet nodig was, zolang dit beneden een bepaald bedrag was, vindt de rechtbank niet aannemelijk.

Dat verdachte dit zou hebben nagevraagd en een ontkennend antwoord zou hebben gekregen volgt alleen uit zijn eigen verklaring, bovendien is het moeilijk voorstelbaar dat de uitkeringsinstantie – bij uitstek deskundig op dit onderwerp – zou hebben geantwoord dat hij deze verdiensten niet op hoefde te geven.

Financieel strafrecht. Oplichting. Uitkeringsfraude. Straftoemeting. Recidive. Resocialisatie.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door niet alleen de op de tenlastelegging genoemde mensen maar daarnaast nog tientallen anderen te laten betalen om mee te varen op een boot tijdens de Canal Pride 2017, terwijl die boot er niet was. Deze mensen hebben hiervoor 30 euro per persoon betaald. Zelfs toen verdachte volgens zijn eigen verklaring wist dat er helemaal geen boot beschikbaar was, heeft hij nog actief mensen benaderd en informatie gegeven over de niet bestaande boot, over het programma en op welke rekening mensen hun geld over moesten maken. Hierdoor zijn een hoop mensen, die zich verheugden op een feestelijke dag op een boot, met zanger en barbecue, gedupeerd. Verdachte heeft naar eigen zeggen een zeer beperkt aantal mensen terugbetaald. De rest van de overgemaakte bedragen heeft hij uitgegeven aan andere dingen.

Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude door de inkomsten uit deze oplichting en uit zijn figurantenwerk niet te melden bij de uitkeringsinstantie waardoor hij meer uitkering heeft gekregen dan waar hij recht op had. Hierdoor is de maatschappij benadeeld.

Blijkens zijn strafblad van 11 december 2018 heeft verdachte zich in de afgelopen vijf jaar niet schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 15 maart 2018. Hierin staat dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Als de delicten bewezen worden verklaard is het opvallend dat er geen financieel gewin aan ten grondslag lijkt te liggen, maar er een diepere laag onder zit dat zou kunnen verklaren waarom verdachte deze delicten pleegt. Zoals ook in eerdere rapportages is aangegeven lijkt het erop dat hij zich op mensen heeft willen wreken, door hen geld af te pakken.

Verdachte ontvangt hulpverlening in vrijwillig kader, maar dit is volgens de reclassering niet voldoende om de kans op recidive te verminderen. Van belang is dat eerst ingezet wordt op de externe factoren die invloed op hem hebben. Verdachte is gebaat bij vaste huisvesting en continuering van zijn vrijwilligerswerk. Binnen een toezichtkader bij de reclassering kan hierin worden ondersteund. Zodra hier enige structuur en stabiliteit in zit kan er met een specifieke psychotherapeutische behandeling verder aan zijn psychische problematiek worden gewerkt.

Verdachte heeft een persoonlijkheidsstoornis en trauma’s die nog niet zijn verwerkt. Verdachte staat open voor therapieën. In het verleden is de behandeling afgebroken, omdat verdachte na het aflopen van het gedwongen kader niet meer verscheen. Het opnieuw oppakken van de geschikte behandeling is van groot belang voor de resocialisatie van verdachte en het voorkomen van recidive. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en opname in een instelling voor begeleid wonen.

De rechtbank neemt het advies over en zal de bijzondere voorwaarden verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel.

Hoewel voor de bewezenverklaarde feiten een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend zou zijn, kiest de rechtbank in dit geval voor een andere strafmodaliteit.

De rechtbank neemt daarin mee dat het aantal gedupeerden van de oplichting groot is, maar de door hen geleden schade relatief beperkt is gebleven. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw diefstallen in de persoonlijke sfeer zal plegen lijkt een behandeling op dit moment belangrijk. Daarbij heeft de rechtbank meegenomen dat een gevangenisstraf het traject voor begeleid wonen, wat ook van belang is om herhaling te voorkomen, zou kunnen dwarsbomen.

De rechtbank legt een taakstraf van 180 uur aan verdachte op en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over het financieel of economisch strafrecht, over oplichting, fraude, verduistering of het witwassen van gelden, over straftoemeting in financieel-economische delicten, over recidive en resocialisatie, belt u dan gerust het telefoonnummer 020- 72 67 007.

2019-02-05T06:29:22+01:00 5 feb 2019|