Advocaat financieel strafrecht. De Rechtbank Gelderland heeft onlangs uitspraak gedaan over de oplichting van een groot aantal beleggers, die hoge rendementen op hun investering werden voorgespiegeld.
De rechtbank heeft de drie verdachten die betrokken waren bij JKE Vastgoed BV veroordeeld tot deels onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De drie verdachten hebben door middel van oplichtingspraktijken geld van niets vermoedende slachtoffers afhandig gemaakt.
De slachtoffers is voorgespiegeld dat zij op een veilige manier hoge rendementen konden behalen door geld te investeren in vastgoed in Polen. Een klein deel van het ingelegde geld is uitgeleend aan een bedrijf in Polen, zonder dat daar enige zekerheid tegenover stond. Ook is er geld aan andere doelen besteed. De verdachten hebben daarmee voor zichzelf goede financiële omstandigheden en daarmee een riant levensonderhoud gecreëerd, hoewel niet is gebleken dat zij daarmee grote en dure luxeartikelen hebben aangeschaft.
Een groot aantal slachtoffers ondervindt ook nu nog steeds de negatieve financiële gevolgen van het handelen van de verdachten.
Gelet op de forse overschrijding van de termijn waarbinnen een strafzaak afgedaan moet worden heeft de rechtbank de op te leggen straffen gematigd.
Aan twee verdachten is een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Aan de derde verdachte, die zich in aanzienlijk mindere mate heeft bevoordeeld dan zijn medeverdachten, is een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
Verder zijn de verdachten veroordeeld tot vergoeding van schade aan een groot aantal benadeelden.
In de ontnemingsprocedures zijn tussenbeslissingen uitgesproken. In die ontnemingsprocedure zal een schriftelijke voorbereiding worden gedaan voordat er een inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden.
Financieel strafrecht. Oplichting. Voorspiegelen van hoge rendement bij belegging. Overschrijding van de redelijke termijn. Straftoemeting. Schadevergoedingsmaatregel. Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met:
-de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde en met de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt;
-de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden;
-de forse overschrijding van de redelijke termijn;
Verdachte heeft als feitelijk leidinggevende gefunctioneerd en hij heeft een wezenlijke rol vervuld bij de totstandkoming van de oplichtingspraktijken. Verdachte was een van de drie oprichters en onder zijn verantwoordelijkheid en in zijn opdracht werd een prospectus opgesteld over de financiële producten. Hierin was een reeks onwaarheden opgenomen. Mede onder leiding van verdachte is geld van niets vermoedende slachtoffers afhandig gemaakt. Hen werd voorgespiegeld dat zij op een veilige manier hoge rendementen konden behalen door geld te investeren in vastgoed in Polen.
Klanten werden voorwaarden en toezeggingen voorgehouden die niet waargemaakt werden. Dit heeft ertoe geleid dat uiteindelijk ruim zeventig klanten ook daadwerkelijk geld hebben ingelegd. Slechts een deel van het ingelegde geld is uitgeleend aan een bedrijf in Polen, zonder dat daar – zoals wel voorgespiegeld – enige zekerheid tegenover stond, terwijl de aangevers werd voorgehouden dat het een relatief veilige belegging was met een hoog rendement.
Verder is geld besteed aan heel andere doelen, zoals investeringen in Spanje, Duitsland en Oostenrijk, uitbetalingen van voorschotrendementen aan nieuwe inleggers en buitensporige bedrijfskosten. Er is naar aangevers toe door middel van persoonlijke gesprekken, informatie op de website en informatie in de prospectus de suggestie gewekt dat het bedrijf een vergunning had van de bevoegde autoriteiten, terwijl dit niet waar was.
Verdachte heeft door het plegen van de bewezen verklaarde feiten destijds mede voor zichzelf goede financiële omstandigheden en daarmee een riant levensonderhoud gecreëerd, hoewel niet is gebleken dat hij daarmee grote en dure luxeartikelen heeft aangeschaft.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een groot aantal slachtoffers ook nu nog steeds de negatieve financiële gevolgen van verdachtes handelen ondervindt, terwijl zij dachten door een voorgespiegelde relatief veilige belegging een goede voorziening voor de toekomst te creëren.
Gelet op de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Mede gelet op de ter zitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De rechtbank neemt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn komt de rechtbank echter tot een matiging van die straf van 50%.
Aannemelijk is geworden dat het tijdsverloop grote impact heeft gehad op het emotioneel welbevinden van verdachte en diens gezin.
Alles afwegende zal de rechtbank daarom opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden tot de hoogte van de door hun ingelegde gelden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank zal telkens dat deel van de vordering toewijzen.
Met betrekking tot de benadeelde partij heeft de rechtbank vastgesteld dat de benadeelde partij een bedrag van € 97.000, — vordert, en daarnaast niet verkregen rendementen.
De rechtbank zal de benadeelden voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen nu de behandeling van dat deel van de vorderingen naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partijen kunnen dat deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover door de mededader en/of mededaders telkens het betreffende schadebedrag is of wordt voldaan.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De rechtbank zal de vervangende hechtenis in verband met de huidige draagkracht van verdachte en gelet op de in de zaken van de medeverdachten op te leggen vervangende hechtenis telkens stellen op 1 dag.
In een aantal gevallen is door de benadeelde partijen de wettelijke rente gevorderd.
Uit het dossier blijkt dat contracten met inleggers zijn afgesloten waarin de contractuele rente is vastgelegd. Uit de afgesloten contracten blijkt niet wat telkens de definitieve einddatum van de contracten zou zijn omdat het geld herbelegd kon worden, hetgeen in een aantal gevallen ook is gebeurd. Er staat dus niet met voldoende mate van nauwkeurigheid vast wanneer de schades zijn veroorzaakt. Het is daarom voor de rechtbank niet duidelijk wat de grondslag zou moeten zijn van de gevorderde wettelijke rente. De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen ten aanzien van gevorderde wettelijke rente niet-ontvankelijk verklaren.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over het financieel of het economisch strafrecht, over oplichting, verduistering of het witwassen van gelden, over de Wte, Wft of over de WED, over de overschrijding van de redelijke termijn, over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel of over de schadevergoedingsmaatregel, bel dan gerust 020-72 67 007 voor uw vraag.