Advocaat financieel strafrecht. De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 27 december 2018 uitspraak gedaan over de verduistering van gelden uit een persoonsgebonden budget (pgb).
Veroordeling wegens verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van beroep onder zich heeft. Verdachte heeft gedurende een aantal jaren geld verduisterd van cliënten waarvan hij het persoonsgebonden budget (pgb) beheerde. Verdachte heeft de gelden voor een groot deel besteed aan zijn persoonlijke uitgaven en niet aan de verlening van zorg. Verdachte heeft nagenoeg € 400.000,- verduisterd.
De door de officier van justitie gevorderde en door de verdediging bepleitte taakstraf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de gepleegde feiten.
De rechtbank heeft een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Financieel strafrecht. Verduistering van gelden uit een persoonsgebonden budget (pgb). Recidive. Straftoemeting.
De rechter oordeelt als volgt.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een aantal jaren geld verduisterd van cliënten waarvan hij het persoonsgebonden budget (pgb) beheerde.
De pgb-budgetten werden op de rekeningen van verdachtes cliënten gestort, waarna verdachte de bedragen direct overboekte naar zijn privérekening.
Verdachte heeft de gelden voor een groot deel besteed aan zijn persoonlijke uitgaven en niet aan de verlening van zorg.
Verdachte heeft door op deze wijze te handelen gedurende een aantal jaren nagenoeg € 400.000,- verduisterd.
De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte in deze verantwoordelijke positie gelden heeft verduisterd van een zeer kwetsbare groep mensen. De slachtoffers hebben zich immers tot verdachte gewend, omdat zij niet zelf in staat waren hun geld te beheren. De slachtoffers waren voor het beheer van hun geld afhankelijk van verdachte en zij moesten volledig op verdachte als beheerder kunnen vertrouwen. Verdachte heeft dit vertrouwen op grove wijze geschaad.
Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen beschaamd van bedrijven en instanties die ervan moeten kunnen uitgaan dat beheersbureaus als dat van verdachte correct handelen.
Ook het Nederlandse pgb-systeem wordt door dergelijk misbruik ernstig ondermijnd. Verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en de rechtbank rekent hem dit aan.
De rechtbank rekent hem ook aan dat hij zijn administratie opzettelijk niet heeft bijgehouden, deels door het zetten van valse handtekeningen heeft vervalst en vervolgens heeft vernietigd, kennelijk om zijn frauduleuze handelen te verhullen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte op 3 december 2015, na het plegen van onderhavige feiten, onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten in ongeveer dezelfde pleegperiode tot een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Ten aanzien van deze feiten werd dezelfde werkwijze gehanteerd door verdachte, waarbij een bedrag van ongeveer € 25.000,- is verduisterd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het LOVS-oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van fraude bij een benadelingsbedrag van € 250.000,- tot € 500.000,-, waarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van 12 tot 18 maanden geldt.
De rechtbank heeft bij de hoogte van de straf als strafverzwarende factoren meegewogen de duur van de verduistering, het niet uit eigen beweging beëindigen daarvan, het handelen in de uitoefening van een beroep en de omstandigheid dat verdachte het ontstane nadeel niet ongedaan heeft gemaakt.
Gelet daarop acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden gerechtvaardigd. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop, de leeftijd van verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en de hiervoor genoemde straf die de rechtbank in 2015 heeft opgelegd.
De rechtbank ziet in die omstandigheden aanleiding de duur van de gevangenisstraf te matigen tot 12 maanden en een gedeelte hiervan in voorwaardelijke vorm op te leggen. De door de officier van justitie gevorderde en door de verdediging bepleitte taakstraf doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de gepleegde feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal, zoals de raadsvrouw heeft verzocht, de vervangende hechtenis ten aanzien van iedere benadeelde partij op 1 dag stellen.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over het financieel of het economisch strafrecht, over oplichting, verduistering, of witwassen, over bewijsvoering in het financieel strafrecht, over recidive en straftoemeting, over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel of over de schadevergoedingsmaatregel, belt u dan gerust het telefoonnummer 020- 72 67 007.