Advocaat milieustrafrecht. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan over de waardering van processen-verbaal voor het bewijs van meerdere overtredingen van de Wet Milieubeheer.
Veroordeling van een bestuurder van een rechtspersoon ter zake van het feitelijke leidinggeven aan het opzettelijk overtreden van de Wet milieubeheer alsmede het feitelijke leidinggeven aan het opzettelijk overtreden van het Lozingenbesluit bodembescherming,
Beroep op vormverzuimen in de zin van art. 359a Sv en op bewijsuitsluiting wegens onbetrouwbare processen-verbaal
De verdediging heeft zich primair, op de gronden als nader in de pleitnotities verwoord, op het standpunt gesteld dat sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting dan wel tot strafvermindering en dat processen-verbaal onbetrouwbaar zijn.
De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat vormvoorschriften bedoeld in (onder meer) de artikelen 152 en 153 Sv zijn geschonden, processen-verbaal onjuistheden bevatten en de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad om de juistheid van deze processen-verbaal te controleren. Hetgeen de verdediging ter onderbouwing van deze verweren heeft aangevoerd komt in de kern op het volgende neer.
De processen-verbaal van verbalisant A zijn niet betrouwbaar en ongeloofwaardig. Het geheugen van de verbalisant A is immers onbetrouwbaar gebleken en er zijn aanwijzingen dat de inhoud van de door hem opgemaakte processen-verbaal niet klopt. De onbetrouwbaarheid van de informatie uit het geheugen van de verbalisant A kan alleen maar zijn gecorrigeerd door de aantekeningen waarvan hij gebruikmaakte bij het opstellen van zijn processen-verbaal.
Voorts zijn de processen-verbaal pas lange tijd na de bevindingen van de verbalisant opgemaakt en gesloten.
Dit alles maakt de noodzaak tot controle op de juistheid van de processen-verbaal alleen maar groter en de verdediging heeft deze controlemogelijkheid niet meer, omdat de aantekeningen niet meer beschikbaar zijn.
De in het dossier opgenomen processen-verbaal vormen geen waarborg dat deze naar waarheid zijn opgemaakt. De processen-verbaal bevatten onjuistheden. Zo zijn er ernstige redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal van – onder meer – de andere verbalisanten.
Zo heeft verbalisant B in strijd met de waarheid gerelateerd dat het proces-verbaal van 17 juni 2008 betreffende het horen van P is opgesteld door verbalisant C en hemzelf, terwijl dat niet klopt. Evenzo heeft verbalisant B verklaard dat R als verdachte is gehoord, terwijl verbalisant C heeft verklaard dat R als getuige is gehoord.
Daarnaast klopt de datum en plaats van de ondertekening van het proces-verbaal niet. De door – onder meer – verbalisant B en C gehanteerde werkwijze bij het opmaken en vaststellen van de processen-verbaal biedt geen waarborg voor de juistheid van de inhoud van die processen-verbaal.
Ook de processen-verbaal die zijn opgesteld door meerdere verbalisanten gezamenlijk zijn onbetrouwbaar, in ieder geval wekken die processen-verbaal een onjuiste indruk van de gang van zaken.
In de betreffende processen-verbaal is immers onvermeld gebleven dat de tweede verbalisant niet tekende of instond voor andermans bevindingen, dat een verbalisant slechts tekende voor zijn eigen bevindingen, dat het proces-verbaal niet gezamenlijk is opgemaakt door de ondertekenende verbalisanten en dat de ondertekenende verbalisanten niet instaan voor de waarheid van het geheel van de processen-verbaal. Daarnaast zijn de datum en plaats van ondertekening in een aantal processen-verbaal onnauwkeurig en onjuist vermeld.
Er zijn veel processen-verbaal pas lange tijd na de bevindingen van de desbetreffende verbalisant(en) opgemaakt en gesloten.
De conclusie van de verdediging is dat ambtsedige processen-verbaal onjuistheden bevatten en dat in een aantal gevallen verbalisanten dat moeten hebben geweten.
Dit is een zeer ernstig verzuim. Gelet op de onbetrouwbaarheid van de inhoud van de processen-verbaal is het voor de verdediging van groot belang om de inhoud te kunnen controleren en verifiëren.
Deze mogelijkheid is de verdediging ontnomen omdat aantekeningen en conceptverklaringen niet meer beschikbaar zijn. Door dit alles zijn de belangen van de verdediging onherstelbaar geschaad.
Er is sprake van dermate onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek, dat dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting van de opgemaakte processen-verbaal dan wel tot strafvermindering. In ieder geval dienen deze processen-verbaal wegens onbetrouwbaarheid van het bewijs te worden uitgesloten.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vraag of de vormverzuimen dienen te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Het hof begrijpt hieruit dat geen beroep is gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. Het hof ziet ambtshalve geen reden om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Milieustrafrecht. Waardering van processen-verbaal voor het bewijs van meerdere overtredingen van de Wet Milieubeheer.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof stelt voorop dat de rechter, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, op grond van art. 359a, eerste lid, aanhef en onder b, Sv kan bepalen dat de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het tenlastegelegde feit. Ingevolge het tweede lid van art. 359a Sv houdt de rechter bij de toepassing van het eerste lid rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
De processen-verbaal van verbalisant A
Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om aan de inhoud van de voor het bewijs gebruikte processen-verbaal van A te twijfelen.
De processen-verbaal van verbalisant A zijn op ambtsbelofte opgesteld en verbalisant A heeft bij de raadsheer-commissaris onder het verband van de belofte verklaard dat hij zijn processen-verbaal heeft opgesteld aan de hand van door hem gemaakte foto’s en aantekeningen. De aantekeningen heeft hij naar eigen zeggen direct na zijn waarnemingen opgesteld waarbij hij begint met dag, datum en tijd; vervolgens worden de waarnemingen vrij gedetailleerd vermeld.
Weliswaar heeft de verdediging niet de beschikking over de aantekeningen gekregen, omdat deze in het ongerede zijn geraakt, maar de verdediging heeft zowel bij de rechter-commissaris als bij de raadsheer-commissaris uitvoerig de gelegenheid gehad om verbalisant A en andere getuigen te bevragen naar de juistheid van hetgeen in de processen-verbaal is gerelateerd. Verbalisant A is daarbij niet op de inhoud van zijn processen-verbalen teruggekomen. De afgelegde verklaringen geven het hof geen aanleiding om aan de inhoud van de voor het bewijs gebruikte processen-verbaal te twijfelen. Daar komt nog bij dat de in het dossier aanwezige foto’s de in de processen-verbaal beschreven waarnemingen verduidelijken en bevestigen.
Het hof overweegt in het bijzonder nog het volgende.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd met betrekking tot de onbetrouwbaarheid van het geheugen van verbalisant A , ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de (mede) door verbalisant A opgestelde processen-verbaal over zijn waarnemingen en bevindingen. Te meer nu deze processen-verbaal zijn opgemaakt aan de hand van de destijds beschikbare, gedetailleerde aantekeningen, die bovendien worden ondersteund door de ten tijde van de bevindingen gemaakte foto’s, welke bij de betreffende processen-verbaal zijn gevoegd ter illustratie van de geverbaliseerde waarnemingen. Dat verbalisant A niet (meer) weet wat er met zijn aantekeningen is gebeurd brengt nog niet mee dat de inhoud van zijn processen-verbaal over hetgeen hij heeft waargenomen onbetrouwbaar zou zijn.
Ook hetgeen door de verdediging is aangevoerd aangaande hetgeen door verbalisant A in zijn processen-verbaal is opgenomen met betrekking tot de monstername brengt niet mee dat de processen-verbaal van verbalisant A onbetrouwbaar zouden zijn.
Het hof wijst in dit verband nog op het volgende.
Dat in de processen-verbaal wordt verwezen naar analyserapporten die pas later zijn opgemaakt maakt niet dat de inhoud van de processen-verbaal onjuist zou zijn.
Dat verbalisant A bij zijn verhoor op 24 mei 2017 zich niet precies kan herinneren hoe hij op de specifieke, in de processen-verbaal genoemde data op de hoogte is geraakt van de monsternummers (hij heeft dit ten tijde van de monstername dan wel achteraf vernomen), acht het hof, gelet op het tijdsverloop, niet verwonderlijk en op zichzelf geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de door hem destijds opgemaakte processen-verbaal.
Ook de omstandigheid dat de processen-verbaal pas maanden na de waarnemingen en bevindingen zijn gesloten en getekend, brengt niet mee dat aan de inhoud van de processen-verbaal moet worden getwijfeld.
Immers: verbalisant A heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de processen-verbaal (gedeeltelijk) eerder zijn opgemaakt, maar deze processen-verbaal later zijn getekend en gesloten vanwege calamiteiten, werkdruk of in afwachting van de bevindingen van c.q. ondertekening door anderen of resultaten van het laboratorium. Hij heeft zijn processen-verbaal opgesteld aan de hand van door hem gemaakte foto’s en aantekeningen. De aantekeningen heeft hij direct na zijn waarnemingen opgesteld waarbij hij begint met dag, datum en tijd; vervolgens zijn de waarnemingen vrij gedetailleerd vermeld.
Ook in hetgeen de verdediging overigens heeft aangevoerd, ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de processen-verbaal van verbalisant A.
Processen-verbaal van (onder meer) de verbalisanten B en C
De omstandigheid dat er een aantal verschillen zijn tussen de conceptverklaring van P en het proces-verbaal met zijn verklaring op pag. 407 van het dossier, dan wel dat volgens de verdediging de datum en plaats van de ondertekening niet zou kloppen, is voor het hof geen aanleiding om aan de inhoud van de voor het bewijs gebruikte processen-verbaal te twijfelen.
De verschillen tussen de conceptverklaring en het proces-verbaal op pag. 407 brengt nog niet mee dat in het dossier opgenomen processen-verbaal niet naar waarheid zouden zijn opgemaakt.
Er zijn voorts geen aanwijzingen dat de gehanteerde werkwijze aanleiding zou zijn om aan de inhoud van de processen-verbaal te twijfelen. Ten overvloede overweegt het hof dat het proces-verbaal waarin de verklaring van P is gerelateerd, niet tot het bewijs wordt gebezigd
Het hof stelt allereerst voorop dat ervan mag worden uitgegaan dat verbalisanten relateren wat zij zelf hebben waargenomen. Voorts wijst het hof erop dat veelal uit de inhoud van het proces-verbaal blijkt wie welke waarneming heeft gedaan.
Er zijn geen aanwijzingen dat de door de verbalisanten gehanteerde werkwijze aanleiding zou zijn om aan de inhoud van de processen-verbaal te twijfelen. De verdediging heeft ook niet gesteld, noch is het hof gebleken, dat de inhoud van de specifieke, in de processen-verbaal weergegeven waarnemingen of bevindingen niet juist zou zijn.
Het hof merkt in dit verband op dat de verdediging de verbalisanten heeft kunnen bevragen wie wat heeft gerelateerd, mocht zij daarover meer duidelijkheid hebben willen verkrijgen, en of hetgeen is gerelateerd als zijnde de waarnemingen en bevindingen van de betreffende verbalisant(en) correct in het proces-verbaal is vermeld. Daaruit zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die voor het hof aanleiding vormen de processen-verbaal onbetrouwbaar te achten.
Voor wat betreft de door de verdediging gestelde onnauwkeurigheid en onjuistheid van de vermelding van de plaats en de datum waarop een proces-verbaal is gesloten en ondertekend merkt het hof nog op dat, zo hiervan al sprake zou zijn, dit nog niet betekent dat aan de inhoud van de processen-verbaal met betrekking tot hetgeen de verbalisanten hebben waargenomen en ondervonden, geen waarde kan worden gehecht.
Veel processen-verbaal zijn verlaat opgemaakt en gesloten
De omstandigheid dat de processen-verbaal pas maanden later na de waarnemingen en bevindingen zijn gesloten en getekend, brengt nog niet mee dat aan de inhoud van de processen-verbaal moet worden getwijfeld. Voor wat betreft de processen-verbaal van verbalisant A verwijst het hof naar hetgeen eerder is overwogen.
Het hof ziet in hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de processen-verbaal te twijfelen.
Conclusie
Het hof komt tot de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn dat de zich in het dossier bevindende processen-verbaal onbetrouwbaar zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten. Van een vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek als bedoeld in art. 359a Sv is evenmin sprake.
Het hof merkt in dit verband op dat de verdediging weliswaar niet de beschikking heeft gehad over alle aantekeningen op basis waarvan de processen-verbaal zijn opgemaakt, maar wel de mogelijkheid heeft gehad om verbalisanten te bevragen over hun waarnemingen en bevindingen. Bovendien hebben de verbalisanten hun processen-verbaal voorzien van foto’s van de situatie ter plaatse met behulp waarvan kan worden gecontroleerd of de in de processen-verbaal beschreven waarnemingen correct zijn weergegeven.
Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.
Heeft u een vraag over het milieustrafrecht of over het economisch strafrecht, over de bewijsvoering in het milieustrafrecht en het gebruik van processen-verbaal voor het bewijs, en de eisen die hieraan dienen te worden gesteld, belt u dan gerust het telefoonnummer 020-72 67 007.