Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het vonnis moet de bewijsmiddelen en de redengevende feiten en omstandigheden bevatten, op grond waarvan de schatting van het te ontnemen bedrag wordt gebaseerd.

Advocaat ontneming. De Hoge Raad heeft op 30 oktober 2018 nadrukkelijk bevestigd dat een uitspraak op een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (36e Sr) uitdrukkelijk de bewijsmiddelen moet vermelden, op grond waarvan een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontleend, met weergave van de inhoud van die bewijsmiddelen.

De rechter is voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebonden aan artikel 511f Sv waarin is bepaald dat de rechter die schatting slechts kan ontlenen aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen. Het is echter niet zo dat de feiten waarop de ontnemingsvordering ziet door de rechter moeten worden bewezen. Het enige vereiste is dat er aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten.

Er gelden geen bewijsminimumregels in de ontnemingsprocedure. In de ontnemingsprocedure hoeft er dus geen wettig en overtuigend bewijs te bestaan, maar slechts aanwijzingen dat er daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel is verkregen. Het gaat dus het aannemelijkheidsvereiste.

In de ontnemingsprocedure gelden andere regels van procesrecht dan in de strafprocedure (vgl. HR 2 maart 2010, HR:2010:BK3424, NJ 2011/100).

De ontnemingsrechter is gebonden aan het oordeel in de hoofdzaak, maar moet zelfstandig oordelen over verweren met betrekking tot de vaststelling van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient, mede gelet op het karakter van de maatregel als bedoeld in art. 36e Sr, uitgegaan te worden van het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het vonnis moet de bewijsmiddelen bevatten op grond waarvan schatting de wordt gebaseerd.

De Hoge Raad oordeelde als volgt.

Artikel 511e, eerste lid, Sv (in eerste aanleg) en art. 511g, tweede lid, Sv (in hoger beroep) is op de uitspraak op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel artikel 359, derde lid, Sv van overeenkomstige toepassing.

Dat betekent dat die uitspraak de bewijsmiddelen moet vermelden waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend met weergave van de inhoud daarvan, voor zover bevattende de voor die schatting redengevende feiten en omstandigheden. (Vgl. HR 26 maart 2013, HR:2013:BV9087, NJ 2013/544.)

De bestreden uitspraak voldeed niet aan dit vereiste en kon daarom niet in stand blijven.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over de maatregel tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel of over de specifieke procedure en de bewijsregels bij de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, belt u dan gerust met telefoonnummer 020 – 72 67 007.

 

2018-11-12T07:09:31+01:00 12 nov 2018|