Witwassen. De (absolute) verjaringstermijn van schuldwitwassen.

Advocaat witwassen. De Hoge Raad heeft onlangs uitspraak gedaan over de verjaringstermijnen van het witwassen van gelden.

Het primair tenlastegelegde (medeplegen van) witwassen is als misdrijf strafbaar gesteld in art. 420bis Sr.

Op witwassen was tot de inwerkingtreding per 1 januari 2015 van de Wet van 19 november 2014 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten (WED) met het oog op het vergroten van de mogelijkheden tot opsporing, vervolging, alsmede het voorkomen van financieel-economische criminaliteit (verruiming mogelijkheden bestrijding financieel-economische criminaliteit), Stb. 2014, 445, een gevangenisstraf van vier jaren gesteld.

Sedertdien is op dat misdrijf een gevangenisstraf van zes jaren gesteld.

Het subsidiair tenlastegelegde (medeplegen van) schuldwitwassen is als misdrijf strafbaar gesteld in art. 420quater Sr.

Op schuldwitwassen was tot de inwerkingtreding per 1 januari 2015 van de onder 2.2.1 vermelde wet een gevangenisstraf van een jaar gesteld.

Sedertdien is op dat misdrijf een gevangenisstraf van twee jaren gesteld.

Witwassen. De verjaringstermijn van schuldwitwassen.

De Hoge Raad oordeelde als volgt.

De feiten zijn volgens de tenlastelegging begaan in of omstreeks de periode van de maand januari 2004 tot en met 25 april 2008.

Van het primair tenlastegelegde witwassen is de verdachte vrijgesproken.

Het Hof heeft het subsidiair tenlastegelegde bewezenverklaard en gekwalificeerd als “medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd”. De verdachte is te dier zake veroordeeld tot een taakstraf van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis.

Op grond van art. 70, aanhef en onder 3°, Sr in verbinding met het tweede lid van art. 72 Sr beloopt de verjaringstermijn wat betreft het primair tenlastegelegde witwassen, bij stuiting van de verjaring door een daad van rechtsvervolging door het Openbaar Ministerie, ten hoogste tweemaal twaalf jaren.

Daarentegen beloopt op grond van art. 70, aanhef en onder 2°, Sr in verbinding met het tweede lid van art. 72 Sr de verjaringstermijn wat betreft het subsidiair tenlastegelegde en door het Hof bewezenverklaarde schuldwitwassen 6 jaar, bij stuiting van de verjaring door een daad van rechtsvervolging door het Openbaar Ministerie, ten hoogste tweemaal zes jaren.

Daaruit vloeit rechtstreeks voort dat het Openbaar Ministerie ten tijde van ’s Hofs arrest van 12 april 2017 nog slechts ten aanzien van een deel van de tenlastegelegde periode ontvankelijk kon zijn in zijn vervolging ter zake van het subsidiair tenlastegelegde.

De bestreden uitspraak kon daarom niet in stand blijven.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier.

Heeft u een vraag over het witwassen van gelden, over het opzet of schuld bij witwassen of over het voorhanden hebben van of het omzetten van gelden die uit misdrijf afkomstig zijn of verkregen, belt u dan gerust met telefoonnummer 020 – 72 67 007.

 

2018-11-12T08:01:52+01:00 12 nov 2018|