Milieustrafrecht. Zwaar ongeval. Alle maatregelen getroffen die nodig zijn om een zwaar ongeval te voorkomen? Meldplicht Wet Milieubeheer.

Advocaat milieustrafrecht. De Rechtbank Oost-Brabant heeft op 6 november 2018 uitspraak gedaan over de vraag of een ondernemer wel alle maatregelen getroffen had, die nodig waren om een zwaar ongeval te voorkomen.

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte opzettelijk artikel 5 lid 1 van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (hierna: Brzo) en artikel 17.2 van de Wet milieubeheer (Wm) heeft overtreden. Volgens de officier van justitie kan in ieder geval voorwaardelijk opzet worden bewezen

De verdediging stelt zich op het standpunt, dat voor zover de ten laste gelegde feitelijkheden bewezen kunnen worden, zij niet allemaal zelfstandig een overtreding van artikel 5 Brzo opleveren.

Over het niet verwerken van de verandering in de werkinstructies, en het onvoldoende over die verandering voorlichting geven, wordt door de advocaat opgemerkt dat verdachte deze tekortkomingen erkent maar betwijfelt of deze feitelijkheden naast elkaar enige zelfstandige betekenis hebben. Ten aanzien van alle feitelijkheden geldt bovendien dat van opzet geen sprake is.

Met betrekking tot de overtreding van de Wet Milieubeheer is de melding niet op juiste wijze gedaan door een vergissing. Van enige intentie tot verzwijgen – en hiermee van enige vorm van (voorwaardelijk) opzet – was geen sprake.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.

Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met aard en de financiële omstandigheden van de rechtspersoon.

De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk overtreden van artikel 5 lid 1 Brzo 2015.

Verdachte heeft in de onderhavige zaak niet alle maatregelen getroffen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken.

Als gevolg van de oplopende druk en het (gedeeltelijk) open staan van de bleedafsluiters en het stand-by nemen van de compressor vanaf de perszijde is waterstof ontsnapt, waardoor een explosie en een brand is ontstaan, waarbij een leiding(straat) werd aangestraald waardoor de brand had kunnen escaleren.

De rechtbank acht dit een ernstig feit.

Daarnaast heeft verdachte zich daarnaast schuldig gemaakt aan het opzettelijk niet zo spoedig mogelijk melden en het niet volledig melden van een ongewoon voorval als bedoeld in artikel 17.1 van de Wet milieubeheer bij het bevoegde gezag.

De overheid wordt daardoor de mogelijkheid ontnomen om tijdig zelf waarnemingen te doen met betrekking tot de aard en omvang van het incident en de potentiële milieuschade en om eventueel – op de waarnemingen gebaseerde – adequate maatregelen te nemen.

Verdachte is een grote onderneming die onderdeel uitmaakt van een internationaal concern.

Door de aard van de werkzaamheden behoort verdachte tot de zwaarste categorie risicobedrijven waarbij altijd een dreigend gevaar bestaat voor zware ongevallen. Relatief kleine fouten kunnen enorme gevolgen hebben voor mens en milieu.

De hoogte van een op te leggen boete dient daaraan te worden gerelateerd. Tevens dient daarmee zowel naar verdachte als naar soortgelijke ondernemingen een signaal te worden gegeven om zware ongevallen in de toekomst te voorkomen.

De rechtbank weegt bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte mee dat de materiële schade als gevolg van de waterstofemissie en explosie op 14 april 2018 uiteindelijk beperkt zijn gebleven en dat geen persoonlijke schade of schade aan het milieu is opgetreden.

Verdachte heeft inmiddels de nodige maatregelen getroffen in samenwerking met het bevoegd gezag om herhaling van een dergelijk voorval te voorkomen, waaronder aanpassing van de werkinstructie en het geven van meer voorlichting aan operators. Zij voert nu een meer pro-actief veiligheidsbeleid.

Alles afwegend zal de rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf.

De rechtbank is van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

De rechtbank legt de volgende straf op:

Een geldboete van EUR 100.000,- waarvan EUR 30.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Wilt u de gehele uitspraak bekijken? Klik dan hier

Heeft u een vraag over het economisch strafrecht, over het milieustrafrecht of over  de Wet Economische Delicten (WED), over schuld en opzet in het economische- of milieustrafrecht of over de specifieke bewijsvoering in dit soort strafzaken, belt u dan gerust met telefoonnummer 020 – 72 67 007

 

 

 

 

2018-11-09T13:09:27+01:00 9 nov 2018|